"Tenir" - Conjugatie van het Franse werkwoord

De Franse taal heeft een breed scala aan werkwoorden, elk met zijn eigen unieke vervoeging. Eén zo'n werkwoord is "tenir", wat "vasthouden" of "bewaren" betekent. In dit artikel zullen we kijken naar de vervoeging van het werkwoord "tenir" in verschillende tijden en stemmingen, zodat we kunnen zien hoe je het correct gebruikt in verschillende contexten.

 

Tegenwoordige tijd (Présent)

In de tegenwoordige tijd vervoegt "tenir" als volgt:

- Je tiens
- Tu tiens (Jij houdt)
- Il/elle/on tient (Hij/zij/iemand houdt)
- Nous tenons (Wij houden)
- Vous tenez (U houdt)
- Ils/elles tiennent (Zij houden)

 

Verleden tijden

 

1. Imperfecte tijd (Imparfait)

In de onvoltooid verleden tijd wordt "tenir" vervoegd als:

- Je tenais (Ik hield vast)
- Tu tenais (Je hield vast)
- Il/elle/on tenait (Hij/zij/iemand hield vast)
- Nous tenions (We hielden vast)
- Vous teniez (Je hield)
- Ils/elles tenaient (Zij hielden vast)

 

2. Enkelvoudig Verleden (Passé Simple)

De enkelvoudige verleden tijd van "tenir" wordt minder vaak gebruikt in het hedendaagse Frans, maar komt nog steeds voor in de literatuur. De vervoeging is als volgt:

- Je blikken (ik hield)
- Tu blikken (U gehouden)
- Il/elle/on tint (Hij/zij/iemand hield)
- Nous tînmes (Wij hielden vast)
- Vous tîntes (U hield vast)
- Ils/elles tinrent (Zij hielden)

 

3. Verleden volmaakt (Plus-que-parfait)

Om acties uit te drukken die plaatsvonden vóór een andere actie in het verleden, kun je de voltooid verleden tijd van "tenir" gebruiken. Het wordt als volgt gevormd:

- J'avais tenu (Ik had vastgehouden)
- Tu avais tenu (Je had vastgehouden)
- Il/elle/on avait tenu (Hij/zij/iemand had vastgehouden)
- Nous avions tenu (We hadden vastgehouden)
- Vous aviez tenu (U had vastgehouden)
- Ils/elles avaient tenu (Zij hadden vastgehouden)

 

Toekomstige tijden

 

1. Nabije toekomst (Futur Proche)

De toekomende tijd wordt gebruikt om handelingen aan te geven die binnenkort zullen plaatsvinden. Om "tenir" in deze tijd te vervoegen, gebruik je het werkwoord "aller" (gaan) als hulpwerkwoord:

- Je vais tenir (Ik ga vasthouden)
- Tu vas tenir (Je gaat vasthouden)
- Il/elle/on va tenir (Hij/zij/iemand gaat vasthouden)
- Nous allons tenir (We gaan vasthouden)
- Vous allez tenir (Je gaat vasthouden)
- Ils/elles vont tenir (Ze gaan vasthouden)

 

2. Eenvoudige toekomst (Futur Simple)

In de enkelvoudige toekomende tijd wordt "tenir" als volgt vervoegd:

- Je tiendrai (Ik zal vasthouden)
- Tu tiendras (U zult vasthouden)
- Il/elle/on tiendra (Hij/zij/iemand zal vasthouden)
- Nous tiendrons (Wij zullen vasthouden)
- Vous tiendrez (U zult vasthouden)
- Ils/elles tiendront (Zij zullen houden)

 

Voorwaardelijke wijs (Conditionnel)

De voorwaardelijke wijs wordt gebruikt om hypothetische situaties of beleefde verzoeken uit te drukken. Om "tenir" te vervoegen in de voorwaardelijke wijs, gebruik je de volgende vormen:

- Je tiendrais (Ik zou vasthouden)
- Tu tiendrais (Je zou vasthouden)
- Il/elle/on tiendrait (Hij/zij/iemand zou vasthouden)
- Nous tiendrions (Wij zouden vasthouden)
- Vous tiendriez (Je zou vasthouden)
- Ils/elles tiendraient (Zij zouden vasthouden)

 

10 voorbeeldzinnen met het woord "tenir"

Hier zijn 10 voorbeeldzinnen met het woord "tenir" in verschillende grammaticale tijden:

  1. Je tiens un livre. (Ik houd een boek vast.) - Tegenwoordige tijd
  2. Tu tenais la porte ouverte. (Je hield de deur open.) - Imperfect Tense
  3. Il tiendra sa promesse. (Hij zal zijn belofte houden.) - Eenvoudige Toekomst
  4. Nous tenons fermement nos convictions. (We houden vast aan onze overtuigingen.) - Tegenwoordige tijd
  5. Vous avez tenu votre engagement. (Je hield je aan je verbintenis.) - Verleden Perfect
  6. Elles tiendraient le record si elles s'entraînaient davantage. (Ze zouden het record houden als ze meer trainden.) - Voorwaardelijke wijsheid
  7. J'ai tenu ce secret pendant des années. (Ik heb dit geheim jaren bewaard.) - Verleden Perfect
  8. Nous tiendrons une réunion demain. (We houden morgen een vergadering.) - Eenvoudige toekomst
  9. Elle tenait un bouquet de fleurs. (Ze hield een boeket bloemen vast.) - Imperfect Tense
  10. Ils tiennent toujours leurs promesses. (Ze houden zich altijd aan hun beloften.) - Tegenwoordige tijd