"Écrire - Conjugatie van het Franse werkwoord

De Franse taal staat bekend om zijn rijke vervoegingssysteem, en een van de belangrijkste werkwoorden die deze complexiteit illustreren is "écrire", wat "schrijven" betekent. In dit artikel zullen we de vervoeging van het werkwoord "écrire" in verschillende tijden en stemmingen onderzoeken.

 

Tegenwoordige Indicatieve

1. Je écris - Ik schrijf
2. Tu écris - Jij schrijft
3. Il/elle/on écrit - Hij/zij/iemand schrijft
4. Nous écrivons - Wij schrijven
5. Vous écrivez - U schrijft (formeel/meervoud)
6. Ils/elles écrivent - Zij schrijven

 

Imperfecte Indicatief

1. J'écrivais - Ik was aan het schrijven
2. Tu écrivais - Jij was aan het schrijven
3. Il/elle/on écrivait - Hij/zij/iemand was aan het schrijven
4. Nous écrivions - We waren aan het schrijven
5. Vous écriviez - U schreef (formeel/meervoud)
6. Ils/elles écrivaient - Ze waren aan het schrijven

 

Enkelvoudig Verleden (Passe Simple)

1. J'écrivis - Ik schreef
2. Tu écrivis - Jij schreef
3. Il/elle/on écrivit - Hij/zij/iemand schreef
4. Nous écrivîmes - Wij schreven
5. Vous écrivîtes - U schreef (formeel/meervoud)
6. Ils/elles écrivirent - Zij schreven

 

Toekomst Indicatief

1. J'écrirai - Ik zal schrijven
2. Tu écriras - Jij zult schrijven
3. Il/elle/on écrira - Hij/zij/iemand zal schrijven
4. Nous écrirons - Wij zullen schrijven
5. Vous écrirez - U zult schrijven (formeel/meervoud)
6. Ils/elles écriront - Zij zullen schrijven

 

Voorwaardelijk

1. J'écrirais - Ik zou schrijven
2. Tu écrirais - Jij zou schrijven
3. Il/elle/on écrirait - Hij/zij/iemand zou schrijven
4. Nous écririons - Wij zouden schrijven
5. Vous écririez - Je zou schrijven (formeel/meervoud)
6. Ils/elles écriraient - Zij zouden schrijven

 

Aanvoegende wijs

1. Que j'écrive - Dat ik schrijf
2. Que tu écrives - Dat je schrijft
3. Qu'il/elle/on écrive - Dat hij/zij/iemand schrijft
4. Que nous écrivions - Dat we schrijven
5. Que vous écriviez - Dat je schrijft (formeel/meervoud)
6. Qu'ils/elles écrivent - Dat zij schrijven

 

10 voorbeeldzinnen met het woord "écrire"

Hier zijn 10 voorbeeldzinnen met het woord "écrire" in verschillende grammaticale tijden:

  1. Je écris une lettre. (Ik schrijf een brief.) - Tegenwoordige Indicatief
  2. Tu as écris un poème. (Je hebt een gedicht geschreven.) - Eenvoudig verleden
  3. Il doit écrire un rapport. (Hij moet een rapport schrijven.) - Tegenwoordige Voorwaardelijke
  4. We schrijven een boek. (We zullen een boek schrijven.) - Toekomstige Indicatief
  5. Vous écriviez des emails. (Je was e-mails aan het schrijven.) - Imperfect Indicative
  6. Elles écriront des cartes. (Ze zullen kaarten schrijven.) - Toekomstige Indicatief
  7. On pourrait écrire une chanson. (Men zou een lied kunnen schrijven.) - Tegenwoordige Voorwaardelijke
  8. Que vous écriviez des lettres soit important. (Dat je brieven schrijft is belangrijk.) - Tegenwoordige aanvoegende wijs
  9. J'ai écris dans mon journal. (Ik schreef in mijn dagboek.) - Present Perfect
  10. Elle aimerait écrire un roman. (Ze wil graag een roman schrijven.) - Voorwaardelijk