"Dire" - Conjugatie van het Franse werkwoord

"dire" is een van de meest essentiële werkwoorden in het Frans. In dit artikel zullen we de vervoeging van het werkwoord "dire" in al zijn tijden en stemmingen bekijken, zodat je beter begrijpt hoe je het effectief kunt gebruiken in je Franse gesprekken en schrijven.

 

Definitie van "Dire".

Voordat we in de vervoeging van "dire" duiken, beginnen we met een korte definitie. "Dire" is een veelzijdig werkwoord dat "zeggen" of "vertellen" betekent. Het wordt gebruikt om verschillende vormen van communicatie uit te drukken, waardoor het een essentieel onderdeel is van de dagelijkse Franse taal.

 

Vervoegen van "Dire" in de Tegenwoordige Tijd

De tegenwoordige tijd in het Frans wordt gebruikt om handelingen te beschrijven die nu plaatsvinden of gewoontehandelingen. Zo vervoeg je "dire" in de tegenwoordige tijd:

- Je dis (ik zeg/vertel)
- Tu dis (Jij zegt/vertelt)
- Il/Elle/On dit (Hij/Zij/Eén zegt/vertelt)
- Nous disons (Wij zeggen/vertellen)
- Vous dites (U zegt/zegt)
- Ils/Elles disent (Zij zeggen/vertellen)

 

Vervoegen van "Dire" in de verleden tijden

1. Passé Composé:

De passé composé wordt gebruikt om handelingen uit het verleden te beschrijven. Om het te vormen heb je het hulpwerkwoord "avoir" en het voltooid deelwoord van "dire" nodig, dat "dit" is.

- J'ai dit (ik zei/vertelde)
- Tu as dit (Jij zei/vertelde)
- Il/Elle/On a dit (Hij/Zij/Eén zei/vertelde)
- Nous avons dit (We zeiden/vertelden)
- Vous avez dit (U zei/vertelde)
- Ils/Elles ont dit (Zij zeiden/vertelden)

 

2. Imparfait:

De onvoltooid verleden tijd wordt gebruikt om lopende of gebruikelijke handelingen in het verleden te beschrijven. Om "dire" in de onvoltooid verleden tijd te vervoegen, gebruik je de stam "dis-" en voeg je de juiste uitgangen toe:

- Je disais (ik zei/vertelde)
- Tu disais (Jij zei/vertelde)
- Il/Elle/On disait (Hij/Zij/iemand zei/vertelde)
- Nous disions (Wij zeiden/vertelden)
- Vous disiez (U zei/vertelde)
- Ils/Elles disaient (Zij zeiden/vertelden)

 

Vervoegen van "Dire" in de toekomstige tijd

1. Futur Eenvoudig

De toekomende enkelvoudige tijd wordt gebruikt om handelingen te beschrijven die in de toekomst zullen plaatsvinden. Om "dire" in de toekomstige enkelvoudige tijd te vervoegen, gebruik je de volgende vormen:

- Je dirai (Ik zal zeggen/vertellen)
- Tu diras (Jij zult zeggen/vertellen)
- Il/Elle/On dira (Hij/Zij/iemand zal zeggen/vertellen)
- Nous dirons (Wij zullen zeggen/vertellen)
- Vous direz (U zult zeggen/vertellen)
- Ils/Elles diront (Zij zullen zeggen/vertellen)

 

2. Antieke toekomst

De futur antérieur wordt gebruikt om acties te beschrijven die zullen plaatsvinden vóór een andere actie in de toekomst. Om het te vormen, gebruik je de toekomstige tijd van het hulpwerkwoord "avoir" en het voltooid deelwoord "dit."

- J'aurai dit (Ik zal gezegd/verteld hebben)
- Tu auras dit (U zult hebben gezegd/verteld)
- Il/Elle/On aura dit (Hij/Zij/iemand zal gezegd/verteld hebben)
- Nous aurons dit (We zullen hebben gezegd/verteld)
- Vous aurez dit (U zult hebben gezegd/verteld)
- Ils/Elles auront dit (Zij zullen hebben gezegd/verteld)

 

Vervoegen van "Dire" in de aanvoegende wijs

De aanvoegende wijs wordt gebruikt om twijfel, verlangen of hypothetische situaties uit te drukken. Zo vervoeg je "dire" in de aanvoegende wijs:

- Que je dise (Dat ik zeg/vertel)
- Que tu dises (Dat je zegt/vertelt)
- Qu'il/elle/on dise (Dat hij/zij/iemand zegt/vertelt)
- Que nous disions (Dat zeggen we/vertellen we)
- Que vous disiez (Dat je zegt/vertelt)
- Qu'ils/elles disent (Dat ze zeggen/vertellen)

 

10 voorbeeldzinnen met het woord "dire"

Hier zijn 10 voorbeeldzinnen met het woord "dire" in verschillende grammaticale tijden:

  1. Il dit la vérité. (Hij vertelt de waarheid.) - Tegenwoordige tijd
  2. J'ai dit bonjour ce matin. (Ik zei vanochtend gedag.) - Passé composé
  3. Elle disait toujours la même chose. (Ze zei altijd hetzelfde.) - Imparfait
  4. Nous dirons notre opinion. (We zullen onze mening geven.) - Futur simple
  5. Vous aurez dit la réponse demain. (Morgen zult u het antwoord hebben gegeven.) - Futur antérieur
  6. Il faut que tu dises la vérité. (Je moet de waarheid zeggen.) - Tegenwoordige aanvoegende wijs
  7. Quand j'entendrai son message, je dirai oui. (Als ik zijn boodschap hoor, zal ik ja zeggen.) - Toekomst eenvoudig
  8. Elle a dit qu'elle viendrait plus tard. (Ze zei dat ze later zou komen.) - Passé composé
  9. Ils diraient n'importe quoi pour gagner. (Ze zouden alles zeggen om te winnen.) - Voorwaardelijke tegenwoordige tijd
  10. Je dirais que c'est une bonne idée. (Ik zou zeggen dat het een goed idee is.) - Voorwaardelijke tegenwoordige tijd

Deze zinnen laten verschillende tijden en stemmingen zien waarin het werkwoord "dire" kan worden gebruikt, zodat je de veelzijdigheid ervan in de Franse taal beter begrijpt.