"Travailler" - Conjugatie van het Franse werkwoord

De Franse taal staat bekend om zijn complexe werkwoordvervoegingen, en een veelvoorkomend werkwoord dat dit patroon volgt is "travailler", wat "werken" betekent. In dit artikel zullen we onderzoeken hoe je "travailler" vervoegt in verschillende tijden en stemmingen.

 

Tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd wordt "travailler" als volgt vervoegd:

- Je travaille (ik werk)
- Tu travailles (Jij werkt, informeel enkelvoud)
- Il/elle/on travaille (Hij/zij/iemand werkt)
- Nous travaillons (Wij werken)
- Vous travaillez (U werkt, formeel enkelvoud/ meervoud)
- Ils/elles travaillent (Zij werken)

 

Imperfecte tijd

Om lopende of gebruikelijke handelingen in het verleden uit te drukken, gebruik je de onvoltooid verleden tijd:

- Je travaillais (Ik werkte)
- Tu travaillais (Jij werkte, informeel enkelvoud)
- Il/elle/on travaillait (Hij/zij/iemand was aan het werk)
- Nous travaillions (We waren aan het werk)
- Vous travailliez (U werkte, formeel enkelvoud/ meervoud)
- Ils/elles travaillaient (Zij waren aan het werk)

 

Toekomstige tijd

Om te praten over acties die in de toekomst zullen plaatsvinden, gebruik je de toekomende tijd:

- Je travaillerai (Ik zal werken)
- Tu travailleras (Jij zult werken, informeel enkelvoud)
- Il/elle/on travaillera (Hij/zij/iemand zal werken)
- Nous travaillerons (Wij zullen werken)
- Vous travaillerez (U zult werken, formeel enkelvoud/ meervoud)
- Ils/elles travailleront (Zij zullen werken)

 

Voorwaardelijke Stemming

De voorwaardelijke wijs wordt gebruikt om acties uit te drukken die afhankelijk zijn van bepaalde voorwaarden of omstandigheden:

- Je travaillerais (Ik zou werken)
- Tu travaillerais (Jij zou werken, informeel enkelvoud)
- Il/elle/on travaillerait (Hij/zij/iemand zou werken)
- Nous travaillerions (Wij zouden werken)
- Vous travailleriez (U zou werken, formeel enkelvoud/ meervoud)
- Ils/elles travailleraient (Zij zouden werken)

 

Subjunctieve Stemming

De aanvoegende wijs wordt gebruikt om twijfel, onzekerheid of subjectiviteit uit te drukken:

- Que je travaille (Dat ik werk)
- Que tu travailles (Dat je werkt, informeel enkelvoud)
- Qu'il/elle/on travaille (Dat hij/zij/iemand werkt)
- Que nous travaillions (Dat wij werken)
- Que vous travailliez (Dat je werkt, formeel enkelvoud/ meervoud)
- Qu'ils/elles travaillent (Dat ze werken)

 

Imperatieve Stemming

De gebiedende wijs wordt gebruikt voor het geven van bevelen of het doen van verzoeken:

- Travaille ! (Werk! - informeel enkelvoud)
- Travaillons! (Laten we werken!)
- Travaillez ! (Werk! - formeel enkelvoud / meervoud)

 

10 voorbeeldzinnen met het woord "travailler"

Hier zijn 10 voorbeeldzinnen met het woord "travailler" in verschillende grammaticale tijden:

  1. Je travaille tous les jours. - Tegenwoordige tijd (Ik werk elke dag.)
  2. J'ai travaillé toute la journée hier. - Verleden tijd (Ik heb gisteren de hele dag gewerkt).
  3. Il travaillera demain matin. - Toekomende tijd (Hij zal morgenochtend werken.)
  4. Si j'avais plus de temps, je travaillerais plus. - Voorwaardelijke wijs (Als ik meer tijd had, zou ik meer werken).
  5. Il faut que tu travailles plus dur. - Subjunctieve wijs (Je moet harder werken.)
  6. Werk sneller! - Imperatieve stemming (Werk sneller!)
  7. Nous travaillions ensemble hier. - Imperfecte tijd (We werkten gisteren samen.)
  8. Elles travailleront à Paris cet été. - Toekomstige tijd (Ze zullen deze zomer in Parijs werken).
  9. Après qu'il ait travaillé toute la nuit, il était épuisé. - Verleden voltooid verleden tijd (Nadat hij de hele nacht gewerkt had, was hij uitgeput).
  10. Quand nous aurons terminé de travailler, nous partirons en vacances. - Toekomstige perfecte tijd (Als we klaar zijn met werken, gaan we op vakantie).