“Nehmen” – Conjugation of the German Verb

Het Duitse werkwoord “nehmen” betekent "nemen" in het Engels. De vervoeging ervan is essentieel voor iedereen die de Duitse taal leert. Hieronder bekijken we de vervoeging van “nehmen” in verschillende grammaticale tijden.

 

Tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd is het werkwoord “nehmen” conjugaten als volgt:

Ich nehme (Ik neem)
Du nimmst (U neemt)
Er/sie/es nimmt (Hij/zij/het neemt)
Wir nehmen (We nemen)
Ihr nehmt (U allen neemt)
Sie nehmen (Ze nemen)

 

Enkelvoudige verleden tijd

In de enkelvoudige verleden tijd is de vervoeging van “nehmen” is:

Ich nahm (Ik nam)
Du nahmst (Je nam)
Er/sie/es nahm (Hij/zij/het nam)
Wir nahmen (We namen)
Ihr nahmt (Jullie namen allemaal)
Sie nahmen (Ze namen)

 

Toekomstige tijd

Kijkend naar de toekomende tijd, het werkwoord “nehmen” vervoegt met behulp van een hulpwerkwoord:

Ich werde nehmen (Ik neem)
Du wirst nehmen (U neemt)
Er/sie/es wird nehmen (Hij/zij/het zal nemen)
Wir werden nehmen (We nemen)
Ihr werdet nehmen (U allen zult nemen)
Sie werden nehmen (Ze zullen nemen)

 

Tegenwoordige tijd

In de voltooid tegenwoordige tijd is het werkwoord “nehmen” combineert met het hulpwerkwoord “haben” (hebben):

Ich habe genommen (Ik heb genomen)
Du hast genommen (Je hebt genomen)
Er/sie/es hat genommen (Hij/zij/het heeft genomen)
Wir haben genommen (We hebben genomen)
Ihr habt genommen (Jullie hebben allemaal genomen)
Sie haben genommen (Ze hebben genomen)

 

Verleden tijd

De voltooid verleden tijd, ook wel pluperfect genoemd, wordt gevormd met het hulpwerkwoord “haben” (hebben) en het voltooid deelwoord van “nehmen”:

Ich hatte genommen (Ik had genomen)
Du hattest genommen (Je had genomen)
Er/sie/es hatte genommen (Hij/zij/het had genomen)
Wir hatten genommen (We hadden genomen)
Ihr hattet genommen (Jullie hadden allemaal genomen)
Sie hatten genommen (Ze hadden genomen)

 

Toekomstige voltooid verleden tijd

In de voltooid toekomende tijd is het werkwoord “nehmen” combineert met het hulpwerkwoord “haben” (hebben) en het voltooid deelwoord:

Ich werde genommen haben (ik zal genomen hebben)
Du wirst genommen haben (Je hebt genomen)
Er/sie/es wird genommen haben (Hij/zij/het zal genomen hebben)
Wir werden genommen haben (We zullen hebben genomen)
Ihr werdet genommen haben (Jullie hebben allemaal genomen)
Sie werden genommen haben (Ze zullen hebben genomen)