Konijn in het Frans

Het woord voor "konijn" in het Frans is:

lapin

(mannelijk zelfstandig naamwoord)

Uitgesproken: [la.pɛ̃]


Geslacht en artikel

  • le lapin - het konijn

  • un lapin - een konijn

  • les lapins - konijnen (meervoud)

Voorbeeld:
Le lapin mange une carotte.
Het konijn eet een wortel.


Vrouwtje en baby konijn

  • lapine - vrouwelijk konijn

  • lapereau - baby konijn (minder vaak gebruikt in het dagelijks spraakgebruik)

Voorbeeld:
Cette lapine a donné naissance à six petits.
Dit vrouwtjeskonijn is bevallen van zes baby's.


Verwante woordenschat

  • carotte - wortel

  • terrier - graven

  • oreilles - oren

  • fourrure - aanslaan

  • sauter - hoppen / springen

  • domestique - gedomesticeerd / huisdier

  • animal de compagnie - huisdier


Idiomatische uitdrukkingen met lapin

  • poser un lapin (à quelqu’un) - iemand laten zitten (een afspraak missen zonder kennisgeving)

    • Il m’a posé un lapin hier soir.
      Hij liet me gisteravond zitten.

  • avoir un lapin dans le chapeau - een truc achter de hand hebben (als een goochelaar)


10 gebruiksvoorbeelden met vertalingen

  1. Les enfants adorent les lapins.
    Kinderen zijn dol op konijnen.

  2. Ce lapin est très doux.
    Dit konijn is heel zacht.

  3. Elle a un lapin blanc comme animal de compagnie.
    Ze heeft een wit konijn als huisdier.

  4. Le lapin a sauté dans les buissons.
    Het konijn sprong in de struiken.

  5. J’ai vu un lapin sauvage dans le jardin.
    Ik zag een wild konijn in de tuin.

  6. Le lapin vit dans un terrier.
    Het konijn leeft in een hol.

  7. Il m’a posé un lapin au rendez-vous.
    Hij liet me zitten bij de afspraak.

  8. Le lapin mange tranquillement sa carotte.
    Het konijn eet rustig zijn wortel.

  9. Les lapins peuvent être très rapides.
    Konijnen kunnen heel snel zijn.

  10. Regarde les longues oreilles de ce lapin !
    Kijk eens naar de lange oren van dit konijn!