Zondag in het Frans

Het woord voor "Zondag" in het Frans is:

dimanche

Uitgesproken: [di.mɑ̃ʃ]


Geslacht en artikel

  • le dimanche - Zondag / op zondag

  • dimanche - Zondag (zonder lidwoord in datums of tijdschema's)

Voorbeeld:
Dimanche, je vais chez mes parents.
Zondag ga ik naar mijn ouders.


Dagen van de week in het Frans

Engels Frans
Maandag lundi
Dinsdag mardi
Woensdag mercredi
Donderdag jeudi
Vrijdag vendredi
Zaterdag samedi
Zondag dimanche

Verwante woordenschat

  • le week-end - het weekend

  • le jour - de dag

  • repos - uitrusten

  • messe du dimanche - Zondagsmis

  • ouvert le dimanche - open op zondag


10 gebruiksvoorbeelden met vertalingen

  1. Nous avons un dîner familial dimanche.
    Zondag hebben we een familiediner.

  2. Les magasins sont fermés le dimanche.
    Winkels zijn op zondag gesloten.

  3. Dimanche est mon jour préféré.
    Zondag is mijn favoriete dag.

  4. On part en randonnée dimanche matin.
    We gaan zondagochtend wandelen.

  5. Je me repose toujours le dimanche.
    Ik rust altijd op zondag.

  6. Il y a un marché le dimanche dans ce village.
    Op zondag is er markt in dit dorp.

  7. Tu travailles dimanche ?
    Werk je op zondag?

  8. Le dimanche, on fait souvent un grand repas.
    Op zondag hebben we vaak een grote maaltijd.

  9. Dimanche prochain, je serai en voyage.
    Volgende week zondag ga ik op reis.

  10. Ils vont à la messe tous les dimanches.
    Ze gaan elke zondag naar de mis.